Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de ogen [10]dergenen, die zien, zullen [11]niet terugzien, en de oren dergenen, die horen, [12]zullen opmerken. 10. Dat is, der gelovigen, die allen van den Heere zullen verlicht zijn; hfdst.54 vs.13. Zie ook boven hfdst.29 vs.18, en hfdst.30 vs.21. 11. Dat is, niet elders heenzien, niet mis zien. Versta hierbij, maar zij zullen naarstiglijk op den Heere zien. Anders: niet bestreken zijn, of niet schemeren, niet verduisterd zijn. 12. Te weten, op hetgeen de Heere zegt. Zie Matth.7:28; Luk.4:22.